Technici krijgen vaak de volgende taken:

• Het verstrekken van documentatie, gedetailleerde instructies, tekeningen of specificaties om anderen te informeren over hoe apparaten, onderdelen, apparatuur of structuren moeten worden gefabriceerd, gebouwd, geassembleerd, aangepast, onderhouden of gebruikt.
• Het gebruiken van computers en computersystemen (inclusief hardware en software) om te programmeren, software te schrijven, functies in te stellen, gegevens in te voeren of informatie te verwerken.
• Het onderhouden, repareren, kalibreren, regelen, afstellen of testen van machines, apparaten en apparatuur die voornamelijk werken op basis van elektrische of elektronische (niet mechanische) principes.

Inspecteurs moeten goed zijn in:

• Het schatten van afmetingen, afstanden en hoeveelheden; of het bepalen van de benodigde tijd, kosten, middelen of materialen voor het uitvoeren van een werkactiviteit.
• Het observeren, ontvangen en anderszins verkrijgen van informatie uit alle relevante bronnen.
• Het identificeren van informatie door te categoriseren, te schatten, verschillen of overeenkomsten te herkennen en veranderingen in omstandigheden of gebeurtenissen te detecteren.
• Het inspecteren van apparatuur, constructies of materialen om de oorzaak van fouten of andere problemen of defecten te identificeren.

• Testen van elektronische eenheden met behulp van standaard testapparatuur en analyseren van resultaten om de prestaties te evalueren en de noodzaak tot aanpassing te bepalen.
• Preventief onderhoud of kalibratie van apparatuur of systemen uitvoeren.
• Blauwdrukken, bedradingsschema’s, schema’s of technische instructies lezen voor het assembleren van elektronische eenheden, kennis van elektronische theorie en componenten toepassen.
• Storingen in apparatuur identificeren en oplossen, indien nodig samenwerken met fabrikanten of vertegenwoordigers in het veld voor het verkrijgen van vervangende onderdelen.
• Systeemlogboeken of handleidingen bijhouden voor het documenteren van testen of bedienen van apparatuur.
• Circuits of elektronische componenten assembleren, testen of onderhouden volgens technische instructies, technische handleidingen of kennis van elektronica, met behulp van handgereedschap of elektrisch gereedschap.
• Defecte of niet goed functionerende circuits of elektronische componenten aanpassen of vervangen met behulp van handgereedschap of een soldeerbout.