Inspecteur

Archetype 6 Inspector

Inspecteurs moeten goed zijn in:

  • Het schatten van afmetingen, afstanden en hoeveelheden; of het bepalen van de benodigde tijd, kosten, middelen of materialen voor het uitvoeren van een werkactiviteit.
  • Het observeren, ontvangen en anderszins verkrijgen van informatie uit alle relevante bronnen.
  • Het identificeren van informatie door te categoriseren, te schatten, verschillen of overeenkomsten te herkennen en veranderingen in omstandigheden of gebeurtenissen te detecteren.
  • Het inspecteren van apparatuur, constructies of materialen om de oorzaak van fouten of andere problemen of defecten te identificeren.

Mediator

Archetype 7 Mediator

Mediators moeten in staat zijn om:

  • Persoonlijke hulp, medische zorg, emotionele steun of andere persoonlijke zorg te bieden aan anderen, zoals collega’s, klanten of patiënten.
  • Constructieve en coöperatieve werkrelaties met anderen op te bouwen en deze in de loop van de tijd te onderhouden.
  • Optreden voor mensen of rechtstreeks met het publiek omgaan. Dit omvat het bedienen van klanten in restaurants en winkels, en het ontvangen van cliënten of gasten.
  • Klachten afhandelen, geschillen beslechten en grieven en conflicten oplossen, of anderszins met anderen onderhandelen.

Overige Werkzaamheden gerelateerd aan Bosbrandinspecteurs en preventiespecialisten

  • Het doorgeven van berichten over noodsituaties, ongevallen, de locaties van bemanning en personeel, en brandgevaarlijke omstandigheden.
  • Het aansturen van bemanningen die tijdens bosbranden aan brandlijnen werken.
  • Het schatten van de omvang en kenmerken van branden, en het rapporteren van bevindingen aan basiskampen via radio of telefoon.
  • Het beheren van voorschriften met betrekking tot sanitaire voorzieningen, brandpreventie, correcties van overtredingen, en gerelateerde bosvoorschriften.
  • Het blussen van kleinere branden met draagbare blusapparaten, scheppen en bijlen.
  • Het lokaliseren van bosbranden op gebiedskaarten, met behulp van azimutvizieren en bekende herkenningspunten.
  • Het bijhouden van gegevens en logboeken.
  • Het onderzoeken en inventariseren van brandbestrijdingsapparatuur, zoals bijlen, brandslangen, scheppen, pompen, emmers, en brandblussers, om de hoeveelheden en omstandigheden te bepalen.
  • Het aansturen van onderhoud en reparaties van brandbestrijdingsapparatuur, of het aanvragen van nieuwe apparatuur.
  • Het beperken van de toegang van het publiek en recreatief gebruik van bosgebieden tijdens kritieke brandseizoenen.
  • Het patrouilleren van toegewezen gebieden, op zoek naar bosbranden, gevaarlijke omstandigheden, en het weer verschijnselen.